eigen_frontfoto

FAQ's debietmeters meststromen

biogas plant

Mestbewerkings- en mestverwerkingsinstallaties, samen met producenten van andere meststoffen, moeten vanaf 1 januari 2022 uitgerust zijn met debietmeters om de correcte werking van de installatie te staven. Vele agrarische en industriële vergistingsinstallaties vallen onder deze verplichting en moeten dus verplicht extra debietmeters plaatsen die de gevraagde gegevens automatisch en digitaal doorsturen naar de VLM Mestbank.

Het besluit van de Vlaamse regering over debietmeters kan je hier nalezen.

Op de website van de VLM Mestbank vind je de meest recente informatie terug.

Hieronder staan de meest gestelde vragen over deze nieuwe wetgeving en de verplichte plaatsing van debietmeters:

  1. Waarom worden debietmeters verplicht op biogasinstallaties?

  2. Wat is de Code van Goede Praktijk voor het gebruik van debietmeters in kader van het Mestdecreet?

  3. Wie controleert de plaatsing en de werking van de debietmeters?

  4. Waar moeten debietmeters geplaatst worden?

  5. Wat is een relevante interne overgang?

  6. Welk type debietmeter moet geïnstalleerd worden?

  7. Welke gegevens moeten geregistreerd worden door de debietmeters?

  8. Wat bij fouten, afwijkingen of problemen?

  9. Wanneer moeten alle debietmeters geïnstalleerd en in werking zijn?

Waarom worden debietmeters verplicht op biogasinstallaties?

De waterkwaliteit in Vlaanderen scoort ondermaats. Verdere inspanningen zijn noodzakelijk om een goede ecologische toestand in de Vlaamse waterlichamen te bereiken, willen we de vooropgestelde Europese normen behalen. De impact van de landbouw op de waterkwaliteit, voornamelijk door de uitspoeling van nitraten, blijft groot. Het Vlaamse mestbeleid wil deze diffuse verontreiniging van oppervlakte- en grondwater door de land- en tuinbouwsector aanpakken. Een correcte mestverwerking is een van de hoekstenen van dit beleid. Met dit nieuwe besluit, dat de verplichte plaatsing van debietmeters vastlegt, wil de Vlaamse overheid een correct beeld krijgen van de mestverwerking en –productie in Vlaanderen.

Het doel van de verplichte installatie van debietmeters is drieledig:

  1. Staven dat de installatie correct functioneert.
  2. Garanderen dat aangevoerde mest effectief doorheen de installatie gaat.
  3. In kaart brengen welke mestproducten waar en wanneer op de installatie zijn aan- of afgevoerd.

De plaatsing van debietmeters moet steeds afgewogen worden tegenover deze drie doelstellingen.

Worden debietmeters ook verplicht op kleinschalige biogasinstallaties op landbouwbedrijven?

Het besluit is enkel van toepassing op mestbe- of verwerkingsinstallaties of producenten van andere meststoffen. Landbouwers (met kleinschalige biogasinstallatie) vallen hier niet onder.

Waarom worden de huidige maatregelen als onvoldoende beschouwd in de strijd tegen fraude en ter controle van mestver/bewerkende installaties?

In het mestrapport is informatie terug te vinden over de vastgestelde fouten tijdens controles door de dienst Handhaving (bedrijfsspecifieke informatie wordt niet doorgeven). Naargelang de vastgestelde fouten werden individuele maatregelen, sancties en boetes opgelegd aan de betrokken bedrijven. De mestverwerking is een noodzakelijke schakel in het mestbeleid in Vlaanderen. Het is dan ook noodzakelijk dat dit correct gebeurt. Aangezien werd vastgesteld dat bepaalde praktijken (te) regelmatig plaatsvonden, werd beslist dat een striktere opvolging van alle mestverwerkers noodzakelijk was om een correcte, kwaliteitsvolle mestverwerking te kunnen garanderen.

Wat is de Code van Goede Praktijk voor het gebruik van debietmeters in kader van het Mestdecreet?

De Code van Goede Praktijk (CvGP) is een studie die werd opgesteld door het VITO, in opdracht van de VLM. Het uitgangspunt van de CvGP is het waarborgen van de kwaliteit van de debietsmetingen. Deze CvGP geeft de richtlijnen voor de installatie van, het onderhoud op en de interne controle van debietmeters gebruikt voor het meten van  vloeistofstromen in mestbewerkings- en -verwerkingsinstallaties . De CvGP is geen wetgeving, maar eerder een leidraad voor het correcte gebruik van debietmeters. De CvGP neemt geen beslissing over welk type meter waar geplaatst moet worden.

Wie controleert de plaatsing en de werking van de debietmeters?

De correcte plaatsing en werking van de debietmeters zal gecontroleerd en opgevolgd worden door de Mestbank, onderdeel van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). De uitbater moet een aanvraag voor de plaatsing van debietmeters indienen bij de Mestbank. Deze aanvraag moet een plan van de installatie bevatten met aanduiding van de plaatsing van elke debietmeter. Bij debietmeters op externe stromen moeten bovendien de van toepassing zijnde mestcodes aangegeven worden. De Mestbank bekijkt en beoordeelt dit plan in overleg met de uitbater, en kent elke debietmeter een uniek identificatienummer toe.

De gegevens die geregistreerd worden door de debietmeters worden eveneens opgevolgd en gecontroleerd door de Mestbank. Hiervoor zal een speciaal internetloket opgericht worden, dat de gegevens van elke debietmeter per installatie verzamelt. Deze gegevens zullen bovendien automatisch en rechtstreeks moeten doorgestuurd worden, met uitzondering van reeds geïnstalleerde interne debietmeters (voor 01/01/2021).

Op welke termijn moet men rekenen voor de goedkeuring van het plan met aanduiding van de locatie van de debietmeters door de Mestbank?

De Mestbank verbindt zicht ertoe om binnen de 30 dagen te antwoorden aan de betreffende uitbater. Dit antwoord kan positief zijn, het voorstel wordt aanvaardt of er worden aanpassingen voorgesteld en dan wordt er in overleg met de uitbater getreden.

Waar moeten debietmeters geplaatst worden?

Elke bewerkings- of verwerkingseenheid van dierlijke mest moet een debietmeter plaatsen op elk aan- of afvoerpunt van vloeibare meststromen en op elke relevante interne overgang binnen de installatie. Biogasinstallaties die mest innemen, vallen onder deze verplichting.

Indien de installatie beschikt over een weegbrug, die reeds in gebruik genomen is voor 1 januari 2020, kan de uitbater een uitzonder aanvragen bij de Mestbank, voor de registratie van aangevoerde meststromen met een weegbrug in plaats van een debietmeter. De voorwaarden voor de uitzondering worden opgelijst in paragraaf 4 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

Elke producent van andere meststoffen moet een debietmeter plaatsen op elk afvoerpunt van vloeibare andere meststoffen. Biogasinstallaties die enkel plantaardige grondstoffen verwerken, vallen onder deze verplichting.

Op onderstaande figuren wordt een schematisch overzicht gegeven van de locaties voor debietmeters op externe en interne stromen bij een biogasinstallatie of een (nageschakelde) mestverwerkingsinstallatie.

schema biogasinstallatie

Schema biogas- en (nageschakelde) mestverwerkingsinstallatie

In de Code van Goede Praktijk debietmeters zijn installatievoorschriften opgenomen die verduidelijken hoe debietmeters correct moeten geïnstalleerd worden, afhankelijk van de locatie en het type debietmeter. De debietmeter moet steeds, ongeacht het werkingsprincipe, geïnstalleerd worden conform de montagevoorschriften van de fabrikant. Bij voorkeur worden er reeds aftakking(en) voorzien aan de aan- of afvoerleiding van de meter voor in situ controle of herkalibratie.

Moet er een debietmeter geplaatst worden op een mobiele mestscheider?

Indien een mestbe- of verwerkingsinstallatie gebruik maakt van een mobiele scheider, moet deze uitgerust zijn met een debietmeter. De plaatsing van deze debietmeter kan besproken worden in overleg met de Mestbank. Een landbouwer met een mobiele mestscheider op zijn landbouwbedrijf wordt door de Mestbank niet beschouwd als een mestbe- of verwerker.

Mogen debietmeters op interne en externe debietmeters op flexibele slangen geplaatst worden?

Debietmeters moeten geplaatst worden conform de installatievoorschriften van de installateur. Er kan geen gebruik gemaakt worden van een verplaatsbare debietmeter.

Mag er een verplaatsbare debietmeter gebruikt worden, die gebruikt kan worden op bijvoorbeeld twee laadplaatsen?

Er kan geen gebruik gemaakt worden van een verplaatsbare debietmeter.

Wat wordt er bedoeld met vloeibare meststromen?

Vloeibare meststromen zijn alle dierlijke vloeibare mest en vloeibare andere meststoffen.

Waarom worden weegbruggen geïnstalleerd na 01/01/2020 (en voor 01/01/2022) niet toegelaten?

De wetgever wil tegemoetkomen aan de be/verwerkers die in het verleden al investeringen hebben gedaan in weegbruggen, zodat deze nog kunnen gebruikt worden. Vermits reeds duidelijk is dat debietmeters worden verkozen boven weegbruggen, is het de bedoeling om het installeren van debietmeters te promoten naar de toekomst toe.

Zal er een plaatsbezoek uitgevoerd worden door de Mestbank om de correcte locatie van de debietmeters te controleren?

Er wordt geen plaatsbezoek voorzien. De locatie van de debietmeters wordt gecontroleerd op basis van de plannen van de installatie. De Mestbank zal deze plannen beoordelen, goedkeuren of in dialoog treden met de uitbater als er problemen zijn. De Mestbank zal pas in laatste optie langsgaan op de installatie, mocht men er niet uit geraken. De Mestbank gaat geen oordeel maken over de praktische kant van het plaatsen van de debietmeters.

Wat moet er gebeuren indien er geen plaats is om een debietmeter te installeren (bijv.: verzamelbuis na losstation)?

Voor los- en laadstations kan er gekeken worden om een debietmeter te plaatsen op de darm voor de aankoppeling. Indien er onvoldoende plaats is voor het installeren van een debietmeter, kan dit in onderling overleg met de Mestbank bekeken worden.

Zijn debietmeters verplicht op een verzamelpunt?

Debietmeters zijn niet verplicht op een verzamelpunt.

Wat met de aan- en afvoer van actief slib van en naar een biologische reactor? Meestal gaat dit over minder dan 100 ton per jaar en dit komt ook niet jaarlijks voor. Zijn hier dan ook 2 debietmeters voor nodig?

Elke aan- en afvoer van een installatie moet over een debietmeter gaan. Per installatie kan bij de indiening van het dossier opgenomen/aangehaald worden dat deze slechts uitzonderlijk gebruikt worden. Elke aanvraag wordt individueel bekeken.

Is het toegestaan om verschillende meststromen te monitoren met dezelfde debietmeter?

Bij de aanvoer is het mogelijk dat er verschillende meststromen, met een andere mestcode, door eenzelfde leiding worden getransporteerd. Het is toegelaten om deze stromen te monitoren met dezelfde debietmeter. Aan elke weging moeten de correcte transportdocumenten gekoppeld worden.

Bij de afvoer is het weinig waarschijnlijk dat er verschillende eindproducten door eenzelfde leiding zullen getransporteerd worden. Op elke afvoerleiding is een debietmeter verplicht. Voor interne stromen zal in overleg met de Mestbank moeten besproken worden of eenzelfde debietmeter kan gebruikt worden voor verschillende meststromen. Bij interne debietmeters worden alleszins geen mestcodes gevraagd.

Moet er een debietmeter geplaatst worden op een tijdelijke opslag?

De Mestbank zal de noodzaak hiervan bekijken in overleg met de uitbater.

Mag er eenzelfde debietmeter gebruikt worden in een leiding met een bidirectionele flow?

Het is toegelaten om eenzelfde debietmeter te gebruiken, indien het type hiervoor geschikt is en de debieten in beide richtingen duidelijk afleesbaar zijn.

Wat is een relevante interne overgang?

Een interne overgang wordt als relevant beschouwd wanneer deze de werking van de bewerkings- of verwerkingseenheid staaft. Hieronder wordt begrepen dat, uit de gegevens die door de debietmeters geregistreerd worden, blijkt dat de mest verwerkt of bewerkt is volgens het ontwerp van de betrokken biogasinstallatie. Volgende interne overgangen worden standaard als relevant beschouwd door de Mestbank:

  • Retourstromen
  • Overgangen waar de (mest)stromen een transformatie ondergaan

De relevante interne overgangen worden voor elke installatie door de Mestbank, in overleg met de betrokken uitbater, bepaald in het kader van de aanvraag tot registratie van de betrokken debietmeters.

Bestaat er een standaardlijst van relevante interne overgangen?

Er bestaat geen lijst van relevante interne overgangen. Interne overgangen binnen een installatie kunnen onder meer de aanvoer van vloeibare mest naar een opslag, naar een mestscheider, naar een nitrificatiebekken of denitrificatiebekken, naar een vergister of naar een opslag van dunne fractie zijn, de afvoer van dunne fractie, slib, effluent of digestaat, de afvoer van vloeibare mest van een nabezinker naar een lagune of de afvoer van digestaat naar een nabehandeling. De relevantie om een debietmeter te plaatsen op een interne overgang moet telkens afgewogen worden aan de drie doelstellingen:

  1. Staven dat de installatie correct functioneert.
  2. Garanderen dat aangevoerde mest effectief doorheen de installatie gaat.
  3. In kaart brengen welke mestproducten waar en wanneer op de installatie zijn aan- of afgevoerd.

Moet een debietmeter geplaatst worden op een interne overgang zonder aftakkingen?

Indien er geen risico is op aftakkingen of fraude, en een debietmeter dus niet noodzakelijk is om de correcte werking van de installatie te staven, zal de Mestbank de plaatsing van een debietmeter niet verplichten.

Worden verschillende vergistingstanks als één beschouwd? Moeten interne stromen tussen de verschillende tanks gemeten worden?

Indien er geen risico is op aftakkingen of fraude, en een debietmeter dus niet noodzakelijk is om de correcte werking van de installatie te staven, zal de Mestbank de plaatsing van een debietmeter niet verplichten. Deze evaluatie zal opgemaakt worden door de Mestbank bij de controle van de plannen voor het plaatsen van debietmeters.

Welk type debietmeter moet geïnstalleerd worden?

De wetgeving laat de keuze van het type debietmeter over aan de uitbater van de biogasinstallatie. Wel wordt er gespecifieerd aan welke voorwaarden elke debietmeter moet voldoen en welke gegevens geregistreerd moeten worden.

De debietmeter moet aan volgende voorwaarden voldoen:

  • registratie het begin- en eindmoment van de weging;
  • registratie van de debietmeterstand bij het begin- en eindmoment van de weging;
  • uniek identificatienummer
  • connectie met het internet op een manier waardoor de gegevens die de debietmeter registreert, automatisch verzonden worden naar het internetloket dat de Mestbank ter beschikking stelt;
  • continue controle van de correcte werking van de meter, met een automatische melding naar de Mestbank bij afwijkingen.

De Code van Goede Praktijk debietmeters onderscheidt twee types van debietmeters die geschikt zijn voor het meten van vloeibare meststromen: de elektromagnetische en de coriolis massadebietmeter. Elk type debietmeter heeft voor- en nadelen, en vaak ook beperkingen. Per locatie zal bekeken moeten worden wel type meter het meest geschikt is. Voor beide type meters worden specifieke aandachtspunten opgesomd in de Code om de correcte werking en de verwachte nauwkeurigheid te waarborgen. Deze regels dienen in acht genomen te worden bij de installatie en het gebruik van de meters.

Van elke meter moet een technisch dossier aangelegd worden. Dit technisch dossier moet ter inzage gehouden worden voor toezichthouders. Het technische dossier moet het volgende bevatten:

  • naam van de fabrikant of het merk/type van de meter en signaalomvormer
  • unieke identificatienummer (serienummer en identificatienummer bij Mestbank)
  • modelgoedkeuring
  • beschrijving van de systemen waarmee fraude vermeden wordt: verzegeling, resetmogelijkheden,…
  • kalibratie, installatie-, verificatie- en/of onderhoudsrapporten en/of eventuele controles;
  • de installatievoorschriften van de fabrikant voor de betreffende debietmeter;
  • een ‘logboek’, waarin alle afwijkingen of wijzigingen aan de debietmeter worden geregistreerd.

De meters die in gebruik worden genomen, moeten beschermd zijn tegen vervalsing. Het demonteren of veranderen van de meter of de justeerinrichting mag niet mogelijk zijn zonder beschadiging van de onderdelen of verzegeling.

Door wie moeten de debietmeters geplaatst worden?

De uitbater staat vrij om te kiezen wie de debietmeters plaatst op de installatie. Wel moet de locatie en het type van de debietmeters eerst gecontroleerd en goedgekeurd worden door de Mestbank (op basis van de plannen van de installatie).

Is het toegestaan om verschillende types debietmeters op één installatie te gebruiken?

Het is toegestaan om verschillende types debietmeters te installeren. Op elke locatie moet telkens nagegaan worden welk type debietmeter het meest geschikt is.

Wie is verantwoordelijk voor de aankoop en plaatsing van de debietmeters?

De eigenaar van de installatie is verantwoordelijk voor de kosten voor het uitrusten van de installatie met debietmeters om te voldoen aan de nieuwe wetgeving.

Welke gegevens moeten geregistreerd worden door de debietmeters?

De debietmeter moet tijdens elke weging minstens volgende gegevens registreren:

  • het begin- en eindmoment van de weging. Indien de weging betrekking heeft op een vracht, kan ze altijd maar op één vracht betrekking hebben;
  • de debietmeterstand bij het begin en eindmoment van de weging;
  •  het identificatienummer van de debietmeter in kwestie;
  • in geval van debietmetingen waar tussen het begin- en eindmoment van de weging meer dan zeven dagen zitten, de debietmeterstand na elke zeven dagen, tot het eindmoment van de weging.

Indien de weging betrekking heeft op een aan- of afvoer waarvoor een transportdocument (MAD, BR, OD, VD) is opgemaakt, wordt het nummer van het transportdocument in kwestie geregistreerd.

De gegevens die geregistreerd worden door de debietmeter moeten digitaal en automatisch doorgestuurd worden naar het datasysteem van de Mestbank. Dit kan zowel rechtstreeks door de debietmeter, of via een centraal registratiesysteem.

Een uitzondering geldt voor debietmeters op interne overgangen die reed geïnstalleerd zijn voor 1 januari 2021. Deze gegevens die geregistreerd worden door deze debietmeters moeten niet automatisch en digitaal doorgestuurd worden. De data moet wel in een register bijgehouden worden (digitaal of op papier), en ter inzage liggen op de installatie.

Hoe moeten continue stromen gemeten worden?

Een meststroom wordt als continu beschouwd wanneer tussen het begin- en eindmoment van de weging meer dan zeven dagen zitten. Een digitale debietmeter minstens één keer om de zeven dagen een meetresultaat doorgeven. Bij een analoge interne debietmeter is minstens één meting per maand verplicht.

Zal het mogelijk zijn om een massabalans over de hele installatie te kunnen opstellen met de gegevens van de debietmeters?

Het hoofddoel van de verplichte plaatsing van debietmeters is controleren of mest effectief ver- of bewerkt wordt:

  1. Staven dat de installatie correct functioneert
  2. Garanderen dat aangevoerde mest effectief doorheen de installatie gaat
  3. In kaart brengen welke mestproducten waar en wanneer op de installatie zijn aan- of afgevoerd

Het opstellen van een massabalans is dus niet prioritair.

Welke simulaties zullen er uitgevoerd worden met de aangeleverde data?

Er zal een automatische administratieve controle uitgevoerd worden van de doorgestuurde gegevens. Bijkomende analyses, zoals doorgedreven risicoanalyses, van individuele bedrijven zijn mogelijk, maar worden niet standaard uitgevoerd.

Tijdens het uitrijseizoen worden vaak meerdere mesttanks gevuld met effluent. Kan/mag dit gemeten worden door één debietmeter?

Elke afvoerleiding moet uitgerust zijn met een debietmeter. Indien hierna nog altijd een conflict kan ontstaan door het gelijktijdig vullen van verschillende mesttanks, moet dit besproken worden met de Mestbank.

Wat bij fouten, afwijkingen of problemen?

De goede werking van de debietmeters moet wekelijks manueel gecontroleerd worden. Wanneer afwijkingen worden vastgesteld moeten deze gemeld worden aan de Mestbank. De uitbater moet een oorzakenanalyse opstarten. Mogelijke maatregelen zijn het reinigen van de meter, herkalibratie, controlemeting… Minimaal jaarlijks is een uitbater ook verplicht een ‘droge kalibratie’ uit te voeren waarbij de meter elektrotechnisch wordt doorgemeten op eventuele fouten en alle onderdelen van de meter worden gecontroleerd.

Een digitale debietmeter of het centrale registratiesysteem moet in staat zijn om een automatische foutmelding door te sturen wanneer deze niet meer verbonden is met het internet, of niet meer in werking is. Bovendien moet er ook een melding doorgegeven worden wanneer de gemeten waarde een afwijking vertoond, die dermate groot is dat deze buiten het normale bereik valt voor de betreffende debietmeter.

Bij een defect is de uitbater is verplicht de Mestbank zo snel mogelijk op de hoogte te stellen, ten laatste de volgende werkdag. De Mestbank zal, samen met de uitbater, een alternatieve methode uitwerken voor de registratie van meststromen zolang de debietmeter buiten werking is. In het slechtste geval kan de Mestbank beslissen de aan- en afvoer van dierlijke mest of andere meststoffen tijdelijk op te schorten.

Alle controles, onderhoudsbeurten en defecten worden bijgehouden in het technische dossier van de betreffende debietmeter.

Mestbe- en verwerkingsinstallaties kampen vaak met aanslag van kalk en struvietvorming in de leidingen. Dit kan tot afwijkende resultaten zorgen van de metingen van de debietmeter. Zal de Mestbank rekening houden met deze afwijkingen?

Afwijkingen door aanslag moeten zo veel mogelijk beperkt of vermeden worden door een correcte plaatsing van de debietmeter, een regelmatige reiniging van de meter of door het gebruikmaken van speciale liners die aanslag verminderen. In de Code Goede Praktijk debietmeters worden de installatievoorschriften verder uitgewerkt om afwijkingen ten gevolge van aanslag te vermijden.

Is een voorfilter noodzakelijk bij risico's op verstopping van de debietmeter?

De voorgestelde debietmeters in de Code Goede Praktijk zijn geschikt voor meststromen. Bij problemen met de werking kan er best contact opgenomen worden met de installateur om het beste soort/type debietmeter voor de installatie te bepalen.

Welke foutmarges worden als aanvaardbaar beschouwd?

Er worden geen aanvaardbare foutmarges vastgelegd door de Mestbank of in de Code Goede Praktijk debietmeters. In de Code staat wel dat onder reële omstandigheden een meetnauwkeurigheid van ongeveer 5% haalbaar is, indien de debietmeter geïnstalleerd is volgens de richtlijnen van de producent en de gemeten vloeistofstroom voldoet aan de eisen en/of beperking die gesteld worden door de meter of het meetsysteem. Het is niet gegarandeerd dat alle meststromen binnen een biogasinstallatie zullen voldoen aan de gestelde eisen. Vandaar dat er geen foutmarges worden vastgelegd.

Interne debietmeters controleren op afwijkingen is niet zo eenvoudig als bij externe meters. Hoe moet dit getest worden?

Indien in overleg met de installateur de beste debietmeter voor de betreffende stroom, geïnstalleerd wordt conform de installatievoorschriften, dan zullen afwijkingen tot een minimum beperkt zijn. Sommige meters laten ook toe om inspectie- en reinigingspunten in te bouwen. Tenslotte kan gewerkt worden met verificatiesoftware om na te gaan of de meter nog correct werkt.

Hoe vaak moeten debietmeters gekalibreerd worden? Om een kalibratie uit te voeren wordt de debietmeter vaak enkele dagen uit de installatie genomen worden. Bovendien is een herkalibratie duur.

De oorspronkelijke fabriekskalibratie van de debietmeter moet voorhanden zijn. De kalibratie moet gebeuren bij de installatie en telkens wanneer de debietmeter vervangen of herplaatst wordt. Het is aangewezen dat er minimaal om de 10 jaar een herkalibratie gebeurd. Het is eveneens aangewezen dat er jaarlijks een controle van de debietmeter gebeurd met behulp van verificatiesoftware of via systeembewakingsinstellingen. Meer informatie over de kalibratie is terug te vinden in de Code Goede Praktijk.

De levertijd van een nieuwe debietmeter kan soms lang oplopen. Hoe moeten de gegevens in tussentijd opgevolgd worden?

Dergelijke problemen moeten steeds zo snel mogelijk gemeld worden aan de Mestbank. De Mestbank kan, in afwachting van een herstelling of vervanging van de debietmeter in kwestie, andere alternatieven opleggen met het oog op de staving van de werking van de bewerkings- of verwerkingseenheid en van de notities in het register.

Wat moet er gebeuren indien het IT-platform van de Mestbank crasht en er bijgevolg geen data verwerkt kunnen worden?

De gegevens van de debietmeters worden dan tijdelijk gebufferd. Van zodra de service terug online is, kunnen de gegevens doorgestuurd worden.

Wanneer moeten alle debietmeters geïnstalleerd en in werking zijn?

Alle biogasinstallaties die mestproducten aan- en/of afvoeren moeten ten laatste tegen 1 januari 2022 in regel zijn.

Het is aangeraden om reeds ruim op voorhand te starten met het plannen van de installatie van de debietmeters, in overleg met de Mestbank. De Code van Goede Praktijk voor het gebruik van debietmeters in kader van het Mestdecreet geeft richtlijnen voor de installatie van deze meters.

Is de timing realistisch? Tegen 01/01/2022 moeten meer dan honderd mestverwerkings- en biogasinstallaties uitgerust zijn met debietmeters.

De termijnen waarbinnen de debietmeters moeten geïnstalleerd zijn, werd door de Mestbank afgetoetst met de constructeurs en de sector.

foto: © Biogas-E

bron: Biogas-E & VCM

Datum publicatie