eigen_frontfoto

Duurzaamheid doorheen de tijd

Duurzaamheidscriteria zijn niet nieuw in Vlaanderen. Samen met Nico Vanaken van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) duiken we in de historiek van duurzaamheid binnen de bio-energiesector. De OVAM geeft vorm aan het Vlaamse afvalstoffen-, bodem- en materialenbeleid waar circulaire economie de rode draad vormt. Er wordt onder andere gestreefd naar het zo hoogwaardig mogelijk inzetten van materialen. 

OVAM en duurzaamheid gaan reeds ver terug. Waar is het allemaal begonnen en wat was toen het kader?     
OVAM was al in 2003, toen de eerste stimuleringsmaatregelen voor de productie van hernieuwbare energie in Vlaanderen wettelijk werden uitgewerkt, in nauw overleg gegaan met de VREG rond het opzetten van een regeling voor groenestroomcertificaten voor productie van groene stroom uit afvalstoffen. In 2003 waren al een aantal verbrandingsverboden van toepassing en de hernieuwbare energiewetgeving diende in overeenstemming te zijn met de afvalwetgeving. De OVAM had in die tijd twee belangrijke adviestaken binnen de procedure voor het toekennen van groenestroomcertificaten: enerzijds adviesverlening naar de energie-administratie of het verbranden van bepaalde afvalstromen conform was met de geldende afvalbeheerplannen, anderzijds het vastleggen van het percentage hernieuwbare energie in afvalstromen. 

Later werd de energiewetgeving uitgebreid specifiek rond houtstromen. Het cascaderingsprincipe1 werd voor houtstromen ingekanteld in de energiewetgeving. De regeling werd ingepast in de energiewetgeving en concreet uitgewerkt in een Mededeling van de VREG in 2008. Naast het advies van de OVAM aan de VREG rond welke houtstromen als brandstof voor energie konden gebruikt worden, kregen de houtverwerkende industrie en de papierindustrie ook een adviesrol voor de verbranding van houtstromen die niet specifiek werden omschreven in de Mededeling van de VREG. 
Graskant

Het cascaderingsprincipe werd toen nog niet benoemd als duurzaamheidscriterium, wel als middel om duurzaam afvalbeleid, waar Vlaanderen voor staat, te integreren in het hernieuwbare energiebeleid. Al in 2009, bij de herziening van de richtlijn 2009/28, heeft de OVAM aan de Europese Commissie het signaal gegeven dat, naast het implementeren van duurzaamheidscriteria voor vloeibare biobrandstoffen, het ook raadzaam zou zijn om duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa vast te leggen. Europa heeft hieromtrent heel wat studiewerk laten verrichten, maar botste nog op te veel weerstand van de Scandinavische landen, waar de angst voor veel administratieve lasten voor kleine bosbouwers groot was. Wel kwam Europa op basis van studiewerk in 2010 met een aantal aanbevelingen voor de lidstaten over het toepassen van duurzaamheidscriteria voor vaste en gasvormige biomassa.

Het inpassen van het cascaderingsprincipe was niet eenvoudig maar Vlaanderen mag terecht fier zijn dat ze dit als eerste regio in Europa heeft ingekanteld in de hernieuwbare energiewetgeving. Dit bewijst het proces rond de toekomstige RED III, waar nu pas grondig gekeken wordt naar dit principe en waar momenteel tussen de lidstaten veel discussie over is.

"Het inpassen van het cascaderingsprincipe was niet eenvoudig maar Vlaanderen mag terecht fier zijn dat ze dit als eerste regio in Europa heeft ingekanteld in de hernieuwbare energiewetgeving."

Op Europees niveau is er inderdaad heel wat gediscussieerd rond RED III en het cascaderingsprincipe. Hoe is dit in Vlaanderen verlopen?   

Discussies zijn er zeker ook in Vlaanderen gevoerd en die zijn niet altijd eenvoudig geweest. Bij de Vlaamse standpuntbepaling rond de RED III besprekingen heeft de OVAM uitgebreide motivering aangebracht waarom het cascaderingsprincipe sterker moet worden verankerd in de hernieuwbare energiewetgeving.      

Binnen Vlaanderen was voor het gebruik van houtstromen in hernieuwbare energieproductie de verstandhouding tussen de materiaalsector en de hernieuwbare energiesector goed. Centraal stond toen de Max Green centrale in Gent, die houtpellets uit West-Canada en Zuidoost-VS gebruikte voor groenestroomproductie. Dit was geen bedreiging voor de Vlaamse hout- en papierindustrie. Echter, toen E.ON 1,4 miljoen ton houtpellets per jaar wilde gebruiken bij de conversie van hun steenkoolcentrale in Genk, ontstond er grote ongerustheid binnen de materiaalsector. Ingevoerde houtpellets van Canada en de VS hadden een beperkte impact op de sourcing van de Vlaamse materiaalsector, maar toen plannen van E.ON en andere centrales het gebruik van houtpellets uit Wallonië voorzagen werd dit door de materiaalsector wel als een bedreiging bestempeld en werd een negatief advies gegeven voor pellets uit deze regio. Ook een verlenging van hun gunstig advies voor de Max Green centrale na 2013 is er niet gekomen. Toen de centrale van Max Green bij gebrek aan inkomsten uit groenestroomcertificaten werd stilgelegd in de lente van 2014, werd de discussie op politiek niveau verdergezet, gelet op de impact op de groenestroomproductie in Vlaanderen in relatie tot de doelstellingen inzake hernieuwbare energie. 

Hoe zijn we in Vlaanderen dan tot de huidige duurzaamheidscriteria gekomen?     
PelletsHet Materialendecreet dat werd goedgekeurd in 2012, zorgde voor een bredere kijk op biomassa en heeft alles in een stroomversnelling gebracht. De OVAM kon standpunten innemen over duurzaam materialengebruik. Zo kreeg de OVAM als gevolg van de discussies rond Max Green vanaf 2014 ook een derde adviesrol in de groenestroomprocedures, namelijk het beoordelen van primaire houtstromen voor energieproductie. De OVAM schreef naar aanleiding van die nieuwe rol ook haar beleidsstandpunt uit dat grootschalig inzetten van biomassa voor energieproductie op lange termijn niet duurzaam is. Dit standpunt en de nood aan duurzaamheidscriteria werden toen aan VEA (Vlaams Energie Agentschap, nu VEKA)  kenbaar gemaakt. In het Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015-2020 werd daarom een actie ingeschreven die als doel had een set duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa te ontwikkelen. VEA heeft samen met de OVAM een onderbouwende studie rond duurzaamheidscriteria opgezet en begeleid, VITO voerde deze uit. Op 12 mei 2017 werden de duurzaamheidscriteria officieel in het Energiebesluit opgenomen waarin niet alleen het cascaderingsprincipe maar ook een ruime set duurzaamheidscriteria werden opgelegd. Vlaanderen was met deze wetgeving samen met Denemarken en Nederland pionier in Europa. Dit alles een jaar vóór Europa de RED II heeft goedgekeurd waarin op Europees niveau voor de eerste keer duurzaamheidscriteria werden opgenomen voor vaste en gasvormige biomassa. 

Terugkijkend naar het hele traject, wat zijn de belangrijkste lessen die je hieruit als beleidsmaker getrokken hebt?     
De rode draad voor OVAM is steeds geweest om de synergie tussen de verschillende gebruikers (materiaalsector en energiesector) zoveel als mogelijk te stimuleren en te behouden. Het cascaderingsprincipe is daar het leidend principe geweest en is dat nog steeds, maar het is geen dogma. Cascadering dient zijn invulling te krijgen in de tijd en in het licht van evoluerende technologie. 

Wat in het proces duidelijk is geworden, is dat een overheid dikwijls reactief dient op te treden en dat dit niet eenvoudig is als er nog geen wettelijke houvast is. Als beleidsmaker zou een meer pro-actieve aanpak welkom zijn. Het Materialendecreet van 2012 was voor OVAM een echte stap vooruit hierin. Het laat toe om het gebruik van stromen te bekijken in een specifieke context. Het principe van levenscyclusdenken werd wettelijk verankerd en kan gebruikt worden om af te wijken van het cascaderingsprincipe . 

Een andere les die we meenemen is dat een regionale overheid zeker kan sturen, maar dat ze steeds opereert in een Europese context. Lidstaten mogen eigen accenten in hun beleid leggen, maar dienen alert te zijn voor negatieve neveneffecten in omliggende regio’s. Voor de toekomst pleit OVAM er daarom voor dat elke lidstaat zijn hernieuwbare energiedoelstellingen voor biomassa baseert op een benutting van het eigen nationale biomassapotentieel. 

Raadpleeg hier het volledige Bio-Energiemagazine.

Inhoud: © Bio-Energiemagazine  
Foto: © Tom Anthonis & Nathalie Devriendt


1) EU-definitie voor cascaderingsprincipe: ‘Cascading use is the efficient utilisation of resources by using residues and recycled materials for material use to extend total biomass availability within a given system'

Datum